Nokia N80 Internet Edition - Foto’s maken

background image

Foto's maken

Als de camera in de

Videomodus

staat, opent u de

afbeeldingsmodus door

Opties

>

Afbeeldingsmodus

te

kiezen.

Als u de tweede camera wilt selecteren, bijvoorbeeld als u
zelf ook op de foto wilt staan, kiest u

Opties

>

Tweede

camera

.

Als u kopieën van overgebrachte bestanden wilt
verwijderen en geheugen wilt vrijmaken voor nieuwe
foto's, kiest u

Opties

>

Ga naar beschikb. geh.

(alleen

mogelijk voor de hoofdcamera).

Druk op de opnametoets van de hoofdcamera om een foto
te nemen. Als u de tweede camera gebruikt, drukt u op de

background image

Camera

25

bladertoets. Beweeg het apparaat niet totdat de foto is
opgeslagen.

Als u de instellingen voor belichting en kleur wilt wijzigen
voordat u een foto maakt, kiest u

Opties

>

Afbeeldingsinstellingen

. Zie ‘Beeldinstellingen: kleur en

belichting’ op pag. 27.

Het opslaan van een vastgelegde afbeelding kan langer
duren als u de instellingen voor zoomen, belichting of kleur
hebt gewijzigd.

Als u een opnamemodus wilt selecteren, kiest u

Opties

>

Afbeeldingsinstellingen

>

Modus

. Zie ‘Opnamemodi’ op

pag. 28.

Symbolen voor de camera:

• De symbolen voor het

apparaatgeheugen
(

) en de geheugen-

kaart (

) (1) geven

aan waar
afbeeldingen worden
opgeslagen.

• Het afbeeldings-

symbool (2) geeft aan
hoeveel afbeeldingen,
afhankelijk van de geselecteerde beeldkwaliteit, er in
het resterende geheugen van het apparaat of op de
geheugenkaart passen (als deze is geplaatst).

• Het symbool voor de opnamemodus (3) geeft de

actieve opnamemodus aan.

• Het flitssymbool (4) geeft aan of de flits is ingesteld op

Automatisch

(

),

Rode ogen

(

),

Aan

(

) of

Uit

(

).

• Het beeldresolutie-symbool (5) geeft de kwaliteit van

de foto aan.

• Het reeksmodussymbool (6) geeft aan dat de

reeksmodus actief is. Zie ‘Foto's nemen in een reeks’ op
pag. 26.

• Het symbool voor de zelfontspanner (7) geeft aan dat

de zelfontspanner actief is. Zie ‘Foto's maken met de
zelfontspanner’ op pag. 26.

Sneltoetsen:

• Blader omhoog of omlaag om in of uit te zoomen. Het

zoomsymbool, dat aan de zijkant wordt weergegeven,
geeft het zoomniveau aan.

• Blader naar links als u

Afbeeldingsinstellingen

wilt

opgeven. Zie ‘Beeldinstellingen: kleur en belichting’ op
pag. 27.

Houd rekening met het volgende wanneer u een foto
neemt:

• Gebruik beide handen om de camera stil te houden.
• Gebruik de juiste opnamemodus voor elke omgeving

als u foto- of video-opnamen maakt in een wisselende
omgeving.

background image

Camera

26

• De kwaliteit van een ingezoomde foto is lager dan die

van een niet-ingezoomde foto.

• Als u een poosje niet op een toets drukt, wordt de

batterijspaarstand geactiveerd. Druk op

om door te

gaan met het nemen van foto's.

Ga als volgt te werk nadat de foto is gemaakt:

• Als u de foto niet wilt houden, drukt u op

of kiest

u

Opties

>

Verwijderen

.

• Als u de foto wilt verzenden

Via multimedia

,

Via e-

mail

,

Via Bluetooth

of

Via infrarood

, drukt u op

of kiest u

Opties

>

Zenden

. Zie ‘Berichten’ op pag. 56

en ‘Bluetooth-connectiviteit’ op pag. 103 voor meer
informatie. Deze optie is niet beschikbaar tijdens een
actieve oproep.

• Als u tijdens een actief gesprek een afbeelding wilt

verzenden, kiest u

Opties

>

Verzenden naar beller

.

• Als u de foto wilt bewerken, kiest u

Opties

>

Bewerken

. Zie ‘Afbeeldingen bewerken’ op pag. 30.

• Als u de foto wilt afdrukken, kiest u

Opties

>

Afdrukken

. Zie ‘Afbeeldingen afdrukken’ op pag. 49.