Nokia N80 Internet Edition - Verbinding

background image

Verbinding

Gegevensverbindingen en toegangspunten

Het apparaat ondersteunt pakketgegevensverbindingen
(netwerkdienst), zoals GPRS in het GSM-netwerk.
Wanneer u het apparaat gebruikt in GSM- en UMTS-
netwerken, kunnen meer gegevensverbindingen tegelijk
actief zijn en kunnen toegangspunten een
gegevensverbinding delen. In het UMTS-netwerk blijven
gegevensverbindingen actief gedurende spraakoproepen.

U kunt ook een draadloze LAN-verbinding gebruiken. Zie
‘Draadloos LAN’ op pag. 16. In een draadloos LAN-netwerk
kan slechts één verbinding tegelijkertijd actief zijn.

Voor een gegevensverbinding hebt u een toegangspunt
nodig. U kunt verschillende soorten toegangspunten
definiëren, zoals:

• MMS-toegangspunt, bijvoorbeeld voor het verzenden

en ontvangen van multimediaberichten;

• Toegangspunt voor de webtoepassing voor het bekijken

van WML- of XHTML-pagina's;

• Internettoegangspunt voor het verzenden en

ontvangen van e-mail en om verbinding te maken met
internet.

Vraag uw serviceprovider welk type toegangspunt u nodig
hebt voor de dienst waarvan u gebruik wilt maken.
Raadpleeg uw netwerkoperator of aanbieder voor
informatie over de beschikbaarheid van diensten voor
pakketgegevensverbindingen.

Toegangspunten

U kunt de instellingen voor een toegangspunt ontvangen
in een bericht van een serviceprovider. Zie ‘Gegevens en
instellingen’ op pag. 62. Sommige of alle toegangspunten
kunnen vooraf zijn ingesteld voor uw apparaat door de
serviceprovider of netwerkoperator en het is wellicht niet
mogelijk deze instellingen te wijzigen of verwijderen of om
nieuwe instellingen toe te voegen.

geeft een beveiligd

toegangspunt aan.

geeft een toegangspunt voor pakketgegevens aan en
een toegangspunt voor een draadloos LAN-netwerk.

Tip! Als u een internettoegangspunt wilt instellen in

een draadloos LAN-netwerk, drukt u op

en kiest u

background image

Instrum.

123

Connect.

>

Verb.beh.

>

Beschk. WLAN

>

Opties

>

Toeg.pt definiëren

.

Als u een nieuw toegangspunt wilt maken, kiest u

Opties

>

Nieuw toegangspunt

. Als u de instellingen van een

toegangspunt wilt bewerken, kiest u

Opties

>

Bewerken

.

Volg de instructies van de serviceprovider.

Naam verbinding

- Voer een beschrijvende naam in voor

de verbinding.

Drager gegevens

- Selecteer het verbindingstype.

Afhankelijk van de geselecteerde gegevensverbinding zijn
alleen bepaalde velden beschikbaar. Vul alle velden in die
zijn voorzien van een rood sterretje of de aanduiding

Te

definiëren

. De overige velden hoeft u alleen in te vullen als

uw serviceprovider dat aangeeft.

Als u een gegevensverbinding wilt gebruiken, moet de
aanbieder van de netwerkdienst deze functie ondersteunen
en zo nodig activeren op de SIM-kaart.

Pakketgegevens

Volg de instructies van de serviceprovider.

Naam toegangspunt

- De naam van het toegangspunt

wordt verstrekt door de netwerkoperator of
serviceprovider.

Gebruikersnaam

- De gebruikersnaam kan nodig zijn bij

het maken van een gegevensverbinding en wordt
doorgaans verstrekt door de serviceprovider.

Vraag om wachtw.

- Als u bij aanmelding op de server

telkens een nieuw wachtwoord moet invoeren of als u het
wachtwoord niet in het apparaat wilt opslaan, kiest u

Ja

.

Wachtwoord

- Een wachtwoord kan nodig zijn bij het

maken van een gegevensverbinding en wordt doorgaans
verstrekt door de serviceprovider.

Verificatie

- Kies

Normaal

of

Beveiligd

.

Homepage

- Voer het webadres of het adres van de

multimediaberichtencentrale in, afhankelijk van het
toegangspunt dat u instelt.

Kies

Opties

>

Geavanc. instell.

om de volgende

instellingen te wijzigen:

Netwerktype

- Selecteer het gewenste

internetprotocoltype:

IPv4-instellingen

of

IPv6-

instellingen

. De andere instellingen zijn afhankelijk van

het geselecteerde netwerktype.

IP-adres telefoon

(alleen voor IPv4) - Voer het IP-adres

van het apparaat in.

DNS-adres

- Voer in

Primaire naamserver:

het IP-adres

van de primaire DNS-server in. Voer in

Secund.

naamserver:

het IP-adres van de secundaire DNS-server

background image

Instrum.

124

in. Neem voor deze adressen contact op met uw
internetprovider.

Proxy-serveradres

- Definieer het adres van de

proxyserver.

Proxy-poortnummer

- Voer het poortnummer van de

proxyserver in.

Draadloos LAN

Volg de instructies van de serviceprovider.

WLAN-netwerknaam

- Kies

Handmatig opgeven

of

Netw.namen zken

. Als u een bestaand netwerk selecteert,

worden de instellingen voor

WLAN-netwerkmodus

en

WLAN-beveil.modus

bepaald door de instellingen van

het bijbehorende toegangspunt.

Netwerkstatus

- Geef aan of de naam van het netwerk

moet worden weergegeven.

WLAN-netwerkmodus

- Kies

Ad-hoc

als u een ad-hoc

netwerk wilt maken en apparaten rechtstreeks gegevens
moeten kunnen verzenden en ontvangen. Een draadloos
LAN-toegangspunt is niet nodig.

WLAN-beveil.modus

- Selecteer de gebruikte codering:

WEP

,

802.1x

(niet voor ad-hoc netwerken) of

WPA/

WPA2

(niet voor ad-hoc netwerken). Als u

Open netwerk

kiest, wordt geen codering gebruikt. De coderingstypen
WEP, 802.1x en WPA kunnen alleen worden gebruikt als
deze door het netwerk worden ondersteund.

WLAN-beveil.instell.

- Voer de instellingen in voor de

geselecteerde beveiligingsmodus:

Beveiligingsinstellingen voor

WEP

:

WEP-sleutel in gebr.

- Selecteer het WEP-sleutelnummer.

U kunt maximaal vier WEP-sleutels maken. Dezelfde
instellingen moeten worden ingevoerd op het
toegangspunt voor het draadloze LAN-netwerk.

Verificatietype

- Kies

Open

of

Gedeeld

voor het

verificatietype tussen uw apparaat en het toegangspunt
voor het draadloze LAN-netwerk.

Instell. WEP-sleutel

- Voer een waarde in voor

WEP-

codering

(lengte van de sleutel),

Indeling WEP-sleutel

(

ASCII

of

Hexadecimaal

) en

WEP-sleutel

(de WEP-

sleutelgegevens in de geselecteerde indeling).

Beveiligingsinstellingen voor

802.1x

en

WPA/WPA2

:

WPA-modus

- Selecteer de verificatiemethode:

EAP

als u

een EAP-plug-in (Extensible Authentication Protocol) wilt
gebruiken, of

Vooraf ged. sleutel

als u een wachtwoord

wilt gebruiken. Leg de gewenste instellingen vast:

Instell. EAP-plug-in

(alleen voor

EAP

) - Volg de

instructies van de serviceprovider voor de instellingen.

Vooraf ged. sleutel

(alleen voor

Vooraf ged. sleutel

) -

Voer een wachtwoord in. Hetzelfde wachtwoord moet
worden ingevoerd op het toegangspunt voor het draadloze
LAN-netwerk.

background image

Instrum.

125

TKIP-codering

(alleen voor

WPA/WPA2

) - Geef aan of

TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) moet worden
gebruikt.

Homepage

- Hiermee definieert u een homepage.

Kies

Opties

>

Geavanc. instell.

en maak een keuze uit de

volgende opties:

IPv4-instellingen

:

IP-adres telefoon

(het IP-adres van

het apparaat),

Subnetmasker

(het IP-adres van het

subnet),

Standaardgateway

(de gateway) en

DNS-adres

-

voer de IP-adressen in van de primaire en secundaire DNS-
server. Neem voor deze adressen contact op met uw
internetprovider.

IPv6-instellingen

>

DNS-adres

- Kies

Automatisch

,

Standaard

, of

Door gebr. gedef.

.

Ad-hoc kanaal

(alleen voor

Ad-hoc

) - Als u handmatig

een kanaalnummer (1-11) wilt invoeren, kiest u

Dr gebr.

gedefinieerd

.

Proxy-serveradres

- Definieer het adres van de

proxyserver.

Proxy-poortnummer

- Voer het poortnummer van de

proxyserver in.

Packet-gegevens

De instellingen voor pakketgegevens gelden voor alle
toegangspunten waarvoor een pakketgegevensverbinding
wordt gebruikt.

Packet-ggvnsverb.

- Als u

Autom. bij signaal

selecteert

en u zich bevindt in een netwerk dat pakketgegevens
ondersteunt, wordt het apparaat automatisch aangemeld
bij het pakketgegevensnetwerk. Het starten van een
actieve pakketgegevensverbinding verloopt sneller,
bijvoorbeeld voor het verzenden en ontvangen van e-mail.
Als er geen dekking is voor een pakketgegevensverbinding,
wordt regelmatig geprobeerd deze verbinding tot stand te
brengen. Als u

Wanneer nodig

selecteert, wordt een

pakketgegevensverbinding alleen gebruikt als u een
toepassing of bewerking start waarvoor dit type
verbinding nodig is.

Toegangspunt

- U moet de naam van het toegangspunt

invullen als u het apparaat wilt gebruiken als
pakketgegevensmodem voor de computer.

Wireless LAN

Beschikbrhd tonen

- Geef aan of

moet worden

weergegeven wanneer er een draadloos LAN beschikbaar
is.

Zoeken nr netwerken

- Als u

Beschikbrhd tonen

instelt

op

Ja

, moet u aangeven hoe vaak moet worden gezocht

background image

Instrum.

126

naar beschikbare draadloze LAN-netwerken en hoe vaak
de indicator moet worden bijgewerkt.

Kies

Opties

>

Geavan. instellingen

als u geavanceerde

instellingen wilt bekijken. Het wordt niet aanbevolen
geavanceerde instellingen voor het draadloze LAN-
netwerk te wijzigen.

Configuraties

U ontvangt mogelijk vertrouwensinstellingen voor de
server van de netwerkoperator of serviceprovider in een
configuratiebericht. De instellingen kunnen ook zijn
opgeslagen op de SIM- of USIM-kaart. U kunt deze
instellingen opslaan op het apparaat en de instellingen
bekijken of verwijderen in

Configuraties

.

SIP-instellingen

De SIP-instellingen (Session Initiation Protocol) zijn nodig
voor bepaalde netwerkdiensten die SIP gebruiken, zoals bij
het delen van videobeelden. U kunt de instellingen
ontvangen in een SMS-bericht van uw netwerkoperator of
serviceprovider. U kunt deze instellingsprofielen bekijken,
verwijderen of maken in

SIP-instellingen

.